ROOFBLEI

Op de Waal

Roofblei op de Waal

ROOFBLEI (Aspius aspius). Roofvis in de familie van de witvissen. De maximale lengte wordt geschat op 100 cm.

De roofblei komt sinds het begin van de jaren ‘90 in Nederland voor. De vis kon het stroomgebied van de Rijn veroveren na de opening van het Mainz-Donau-kanaal. De hoge waterstanden van 1995 hebben waarschijnlijk zeer veel roofblei broed vanuit Duitsland naar Nederland getransporteerd, want na 1995 neemt het aantal meldingen zeer snel toe. Vanaf omstreeks het jaar 2000 is de visstand zover ontwikkeld dat er met succes gericht op kan worden gevist. Geregeld worden er vissen gevangen van 70 - 80 cm en het wachten is op iemand die ooit een meter-plus vis pakt.

Roofbleien houden van stroming en structuur. In de grote rivieren zijn ze dan ook voornamelijk in de buurt van de kribben en stroomnaden te vinden. Ook in stromende nevengeulen, bij sluizen en stuwen worden ze in behoorlijke aantallen aangetroffen. Maar we vinden ze tevens in havens of diepe zandwinputten die met de grote rivieren in verbinding staan. Hier overwinteren ze waarschijnlijk, tegen de bodem.

Aspius aspius lijkt op een langgerekte voorn. De bek is in verhouding wat groter en de onderkaak heeft een kenmerkend opwaarts knikje in het midden. De grote staartvin is diep ingesneden, de staartwortel breed en krachtig. Je kunt meteen zien dat het een sterke en snelle zwemmer is.

GEDRAG EN VISTECHNIEK

Een verschijnsel dat mij en andere roofblei vissers vaak opvalt, zijn de actie – versus de stille periodes. Het lijkt erop dat de vis zichzelf een soort ritme oplegt: bij voorbeeld 10 minuten fel jagen, 30 minuten rust. Of een ander ritme. In de vreet-periodes verraadt de roofblei zich door met grote kolken en veel gespetter in het oppervlak te jagen, waarbij er geregeld wolken prooivisjes uit het water springen. De kolken die een roofblei maakt zijn niet te missen, het lijkt af en toe wel alsof er iemand stoeptegels in het water staat te gooien. Dit wordt o.a. veroorzaakt door de manier waarop de roofblei zijn prooi pakt: met een zeer snelle ‘hoek’ beweging: in een rechte lijn op topsnelheid recht op de prooi af, pakken en meteen 90 graden of meer draaien en net zo snel weer weg…

De meeste aanbeten zijn dan ook niet te missen: een harde klap op de hengel, die je geen tijd geeft om de haak te zetten. (Hoeft ook niet, dat doen ze zelf al door die typische hoek-beweging). In de stille periodes wijst niets op de aanwezigheid van roofblei, maar dat wil niet zeggen dat ze niet te verleiden zijn tot aanbijten. En andersom, het zien jagen van roofbleien garandeert absoluut niet dat je ze ook zult vangen.

Uit de ervaringen die ik de afgelopen jaren heb opgedaan wil ik onderscheid maken tussen het vissen op de rivier zelf in de (sterke) stroming bij de kribkoppen, en het vissen op uiterwaarden, zandwinputten etc, waar geen of nauwelijks stroming staat. Onderscheid in jachtgedrag en bijgevolg ook onderscheid in vistechniek.

Vissen in de stroming

In de beginperiode van het experimenteren met vistechnieken, visten we op de rivieren natuurlijk daar waar we de vis verwachtten: in de neren en keerstromen, en op de zandbanken in het midden van de kribvakken. Het is immers logisch om te veronderstellen dat op de plekken waar de meeste prooivisjes rondhangen, de rovers zullen volgen. Helaas hielden de vangsten niet over en we ontdekten min of meer per toeval dat we eigenlijk op de verkeerde plaatsen visten. Verreweg de meeste aanbeten kregen we namelijk vlak voor onze voeten, onder de hengeltop. Juist op het moment dat we een nieuwe worp wilden inzetten. Volgers, dacht ik eerst.

Totdat ik op een keer, aan het begin van een vissessie, de streamer in het water voor me legde terwijl ik lijn afstripte om te gaan werpen. Twee meter uit de kant dook een dikke blei op het streamertje, alsof hij er op had liggen wachten. Dit leidde tot de gedachte dat de bleien zich waarschijnlijk net buiten of onder de felste stroming ophouden, en de visjes pakken die in het woeste water in moeilijkheden komen. Vanaf toen zijn we midden in de hardste stroming gaan vissen, en langs de kolkende stroomnaden die ontstaan na het passeren van een schip. En met succes!

Op een rivier als de Waal vinden we de sterkste stroming, en dus het spannendste gebied voor de roofblei, aan de kop van de kribben. De afbeelding hieronder laat zien hoe de stroming er rond een rivierkrib meestal uitziet. De kruisjes geven de ‘hot spots’ weer, waar de roofblei bij voorkeur aanbijt.

kribbentekening2

De stroomnaad stroomafwaarts van een krib in de Waal. Duidelijk is te zien waar het water van tussen de kribben tegen de hoofdstroom aan komt.

Kleine vis wordt van het ondiepe in de hoofdstroming gezogen en komt in de problemen waar de watermassa’s tegen elkaar aan botsen.De roofbleien liggen daar al op ze te wachten…

waalstroming

Op de kop van een krib werpen we schuin stroomopwaarts en vissen dan de streamer rustig terug. Probeer wat verschillende snelheden en dieptes, bind af en toe een andere vlieg aan, en vooral: vis elke worp uit tot voor je voeten en wees voorbereid op aanbeten vlak onder de hengeltop. Vis het water voor en naast de kribkop in waaiervorm af, elke worp een metertje verplaatsend.

Vis ook lang genoeg, denk niet na drie worpen: hier zitten ze niet. Ze zitten er! Zeker. Denk ook aan het eerder genoemde vreet / rust ritme, blijf daarom zeker drie kwartier tot een uur op dezelfde plek vissen, met steeds andere patroontjes, zodat je de meeste kans hebt dat je een vis in vreetstemming aantreft.

NB: Kribben zijn niet de veiligste plaatsen om te vissen. Let op losliggende stenen, houd rekening met de golven van langsvarende schepen en ga liefst niet op natte stenen staan, die zijn vaak spekglad. Een lijnmandje, bijvoorbeeld de Flexi-Stripper, is zeer aan te raden; de lijn komt gemakkelijk tussen de stenen met als gevolg beschadiging van de lijn of vastraken, wat weer tot verspeelde vis kan leiden. Ook een net is eigenlijk een must op de kribkop. Een grote vis met de hand proberen te landen kan makkelijk leiden tot een nat pak…

Vissen in de uiterwaarden.

In de plassen, zandgaten en nevengeulen die in verbinding staan met de grote rivieren zijn de roofbleien regelmatig - solitair of in kleine schooltjes - bezig het kleinere spul het leven zuur te maken. Hierbij volgen ze vaak de tactiek die forel ook wel eens toepast: ze klappen met grof geweld door een schooltje klein grut heen, maken snel een rondje en komen de aangeslagen, versufte visjes opvreten.

Als gevolg hiervan zie je dus vaak twee, drie, vier keer een kolk op dezelfde plaats. Bij het vissen op zulke stukken water is het dan ook vaak lonend om direct op een kolk te werpen en een beetje met de vlieg te spelen. Dit imiteert het gedrag van zo’n aangeslagen visje en is vaak uiterst effectief.

nevengeul

uiterwaarden

Verder jaagt de roofblei graag de prooivis het talud op, of tegen een steile wand aan waar ze geen kant op kunnen, behalve omhoog. Je ziet dan lange boeggolven en nerveus vluchtende visjes. Op zo’n moment kan een goed geplaatste, zeer snel geviste streamer de roofblei tot een aanbeet verleiden. Wees niet bang dat je te snel stript; het lukt echt niet om zo snel te strippen dat de roofblei het niet kan inhalen!

MATERIAAL

Voor het vissen op roofblei gebruiken we bij voorkeur een 7-8 hengel van 9 à 10 voet. In negen van de tien gevallen in combinatie met een glass lijn, een doorzichtige intermediate lijn dus. Roofblei is namelijk een beetje aan de schuwe kant, we hebben vaak gemerkt dat ze zich niet meer lieten zien nadat ze een aantal malen waren overworpen met b.v. een fluo oranje lijn. Met een glasslijn is dit effect aanmerkelijk minder. Om dezelfde reden gebruiken we ook fluorocarbon tippets i.p.v. nylon. Vooral in wat helderder water maakt dit echt verschil! Wees niet te bescheiden met de puntdikte, wij gebruiken Frog Hair Fluoro 0X, dat is 0,28 mm, met een trekkracht van 12 lbs. Gezien de vaak erg harde aanbeten en de kans op zeer grote exemplaren is dit echt niet overdreven. Een ‘leader’ van 2 m rechttoe rechtaan 0,28 is voldoende als je met een glasslijn vist. Voor het vissen met poppers (soms effectief en dan erg leuk) gebruik je beter een drijvende lijn. Neem dan liever een witte of gedekte kleur dan een fluorkleur, en maak de leader een metertje langer. Soms moet je ze dieper zoeken en dan kan een zinklijn zoals een Teeny T-serie lijn helpen om de streamer bij de vis te krijgen. Zorg verder dat je een degelijke reel hebt met een goede slip en voldoende backing. De harde aanbeet en snelle eerste run doen een aanslag op je materiaal. Knoopjes in de leader of een zwakke connectie vliegenlijn-backing kunnen fataal zijn.

VLIEGEN

Logischerwijs vang je een viseter met een visimitatie. Na de nodige experimenten met kleur, formaat en actie kan ik voorzichtig enkele algemene conclusies trekken en een zestal typen streamers aanraden. Ten eerste het formaat: het beste werken streamers van 5-10 cm. Verder, in het algemeen heb ik de ervaring dat al te felle kleuren niet zo goed werken. Gedekte kleuren en meer natuurgetrouwe imitaties leveren meestal meer en grotere vis op. Lichtere kleuren werken over het algemeen beter dan donkere. Een uitzondering hierop vormen de ‘scholenbleitjes’, vissen van 20 tot pakweg 40 cm die groepsgewijs scholen broed / aasvis belagen. Daar is een opvallend lure-achtig patroontje zeer effectief, vooral als het snel wordt binnen gestript. In september / oktober, als het broed al enig formaat heeft en vanuit de uiterwaarden de rivier optrekt in grote scholen, zie je soms schooltjes roofblei jagen op de ondiepten tussen de kribben. Die kan je dan vanaf de strandjes mooi bevissen met een 5/6 hengel en een snel geviste lure (wit-rood of zwart-rood), een grote zilverkopnimf (werkt beter dan goudkoppen) of een woolly bugger. Maar wil je achter de grotere jongens aan, dan werkt een visimitatie met een goede actie het beste.

Een aantal bewezen patronen:

Wobbler fly. De bekende Martie-vlieg met het schoepje. Martie maakt ze in de meest vreemde kleuren, maar ik heb een sterke voorkeur voor een kleurpatroon dat toch in de buurt komt van een echte vis. Door de zwemmende actie kan deze streamer langzaam in de stroming gevist worden, waardoor hij zo lang mogelijk in de ‘strike zone’ kan worden gehouden. Voor mij een van de best vangende roofblei-streamers!

wobbleminnowblue

Flash fly. Geheel van mylar glittermateriaal gemaakt. Geeft een heel speelse en levendige actie in het water. Soms is de schittering ‘too much’ en schrikt het de vis af, maar vooral op minder zonnige dagen vaak een goede vanger. Haak: 1-4/0, evt. verzwaring: kettingoogjes of sea eyes, evt. upside –down gebonden.

flashflies

Fissies. Zo te koop in de betere hengelsportzaak en een hele goeie voor de roofblei. Verkrijgbaar in 4 t/m 8 cm. Neem in het voorjaar de kleinere en vanaf juli / augustus de 6 - 8 cm streamers. Zelf maken kan ook, met Long Chenille, hele fijne flash, b.v. H2O Shiner, plakoogjes en een setje watervaste viltstiften.

fissie10

closeupkoprbgr

Zeebaarsvliegen. Gezien het formaat en type streamertjes dat ingezet wordt voor de zeebaars, kunnen deze zonder meer ook worden ingezet voor de roofblei. Denk aan clousers en polar fibre minnows, surf candies etc. Eén verzoek: knijp van rvs haken de weerhaak plat. Bij verspelen zwemt de vis dan niet onnodig lang met een niet verterende haak rond…

zeebaarsvlieg

Muddlers / zonkers. Bekende patronen op een langstelige haak maat 2-6,  in de kleuren wit, grijs, grizzle of lichtbruin, zijn prima vangers die iedereen wel in de vliegendoos heeft zitten.

martiesaspmuddler

Poppers. Niet het meest effectief, maar wel ronduit sensationeel als het lukt, is het vissen met poppers. Niet te grote poppers, gewoon in wit of eventueel beschilderd als een echt visje. Zoveel mogelijk ‘lawaai’ maken aan het oppervlak in de stroomnaad levert soms een keiharde explosie op als de roofblei recht van onder met volle overtuiging op de vlieg knalt en direct begint aan de dril. Niet aan te bevelen voor mensen met een zwak hart…

whitepopper

ALGEMENE OPMERKINGEN EN TIPS

* Taaie visserij: Ondanks het feit dat de roofblei steeds meer voorkomt, blijft het een wisselende en taaie visserij, waarbij uren gemaakt moeten worden voor elke vis.

* Vergunning: Uiteraard een visakte, verder is het grootste gedeelte van de Waal opgenomen in de Grote Vergunning.

* Niet waden! Het is gevaarlijk en je vangt er niks meer door. Gewone kaplaarzen zijn het ideale schoeisel. Je zult hier en daar prikkeldraad over moeten dus doe vooral geen ademend waadpak aan!

* Teken: In de bomen en de hoge plantengroei in de uiterwaarden komen teken voor. Controleer jezelf na het vissen of thuis onder de douche en laat eventuele tekenbeten zonodig behandelen. Teken kunnen de ziekte van Lyme overbrengen, een zeer vervelende aandoening. Wees dus alert, en draag een lange broek, liefst ook lange mouwen en een hoed of pet.

* Scheepvaart: passerende schepen zorgen door hun diepe ligging en de zuiging van de schroef voor een enorme waterverplaatsing. Leuk voor de roofbleivisser, want bij het passeren van een schip is er meer kans op aanbeten. Maar pas op dat je niet te dicht aan het water staat; een volgelopen laars is niet zo leuk…

Succes!        

© Bert Vosters 2005
Wil je dit artikel overnemen? Onder bepaalde voorwaarden mag dat. Wel even vragen!

Naschrift: Bovenstaand artikel uit 2005 komt van de oude Poseidon website. Inmiddels is er in de roofblei visserij wel wat veranderd. Bovenstaande geldt nog steeds, maar nu jaagt de roofblei ook vaker in de onderste waterlagen, op o.a. de diverse soorten grondels die de Waal inmiddels rijk is, ook met dank aan het Mainz-Donau kanaal.

Een Fish-Skull sculpin imitatie kan dan wonderen doen!

sculphelmflies